hoogstamboomgaard

Appelras


Bellefleur De France

 

 

Boom: groeit in het begin sterk, later minder. Kruinvorm groot en open.
Gesteltakken schuin tot vlak, dicht vertakt, sterke snoei vermijden, alleen uitlichten.

Vrucht: normaal middelgroot, zelden groot, 65mm breed, 55-60mm hoog; vlakbolvormig,
assymetrisch, één zijde typisch hoger.

Kelkholte: middel- tot diep, midelbreed, geribt, één of twee ribben hoger dan de andere,
beroest.

Kelk: klein, halfopen tot gesloten, blaadjes kort, smal, aan de basis elkaar rakend,
opstaand.

Steelholte: smal-trechtervormig, grijsbruin beroest.

Steel: kort, middeldik, kastanjebruin, houtachtig.

Vlees: wit met licht roomwitte doorschijn, vast, middelmatig sappig, zoetzuur,aangename smaak.

Schil: glad, ietje glanzend, ietsje vettig,donker stro-geel; karmijnrode blos,
ook gestreept, landkaartachtige roestfiguren; schilstippels grijsbruin

Vatbaar: weinig vatbaar voor ziekten, matig voor schurft en kanker

Oogst: plukprestatie in vruchtbare jaren hoog. Vruchten hangen windvast tot aan
boomrijpheid,alleen op geschikte standplaatsen hoog

Bewaren: goed tot zeer goed; tot januari

Bloei: laat,

Weerstandsvermogen: hout en bloei voldoende tegen vorst, wel gevoelig voor kanker en
schurft

Standplaats: een niet veeleisende soort. Te natte (kanker) en te droge gronden vermijden;

Herkomst: onbekend, zeer oude variëteit, vóór 1760. Volgens Van Cauwenberghe Edmond zeker
niet van franse afkomst, bij Leroy A. waarschijnlijk Nederland en volgens Smith
waarschijnlijk Frankrijk of Nederland

Synoniemen: Belle-Fleur de France, Dubbele Belle Fleur, Belle-Fleur Double,
Double Bon Pommier, Franc Bon Pommier

Terug